Aansprakelijkheid in het algemeen
Toezicht en instructie
Volgens het Burgerlijk Wetboek (art. 7:658 lid 2 ‘bescherming tegen gevaar’) is de werkgever, behalve bij opzet of bewuste roekeloosheid, aansprakelijk voor alle ontstane schade die de stagiair/werknemer in de uitoefening van werkzaamheden lijdt. Volgens lid 3 van artikel 7:658 kan hier niet van worden afgeweken.
- De maatregelen, die van de stagiair/werknemer redelijkerwijs mogen worden verwacht om te voorkomen dat hij of zij bij de uitoefening van de werkzaamheden schade lijdt, worden genoemd In artikel 1.
- Voor schade toegebracht aan derden, door een fout van de ondergeschikte, is volgens artikel BW 6:170 ‘ondergeschikten’, degene aansprakelijk in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult. Studenten vallen in de categorie ‘ondergeschikten’.
Om te kunnen spreken van ‘aansprakelijkheid’ moet er volgens de wet sprake zijn van een onrechtmatige daad. In het algemeen zijn er vier voorwaarden om iemand aansprakelijk te kunnen noemen:
- Er moet sprake zijn van een fout (onrechtmatig handelen of nalaten).
- De fout moet de veroorzaker toe te rekenen zijn (het moet zijn schuld zijn).
- Er moet schade zijn.
- Er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen de fout en de schade. Dit betekent dat moet worden aangetoond dat de ontstane schade ook echt door die fout is veroorzaakt.
Als een van de vier elementen ontbreekt, is er geen sprake van aansprakelijkheid.