Selecteer een pagina

Machineveiligheid

Praktijklokalen – Afbouw

Hier gaat het om de veiligheid van bv. schuurmachines, mixers, pleisterspuitmachines en het veilig en verantwoord gebruik ervan. In het thema machineveiligheid wordt nader ingegaan op algemene veiligheidsaspecten van machineveiligheid. Van de meest voorkomende machines in praktijklokalen is elders in de arbocatalogus een instructiekaart aanwezig.

Praktijklokalen zijn iets veiliger geworden. Dat blijkt uit inspectie van de arbeidsinspectie in 2010 ten opzichte van eerdere inspecties. Toch waren er bij ruim driekwart van de 136 geïnspecteerde scholen nog steeds één of meer zaken niet in orde. Zo werden machines soms niet goed afgeschermd, was soms sprake van achterstallig onderhoud en waren machines niet goed verankerd.

Normen en wetgeving

  • Machineveiligheid is een onderdeel van de risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E). Als onderdeel van de RI&E voert een deskundige een verdiepende RI&E-arbeidsmiddelen (‘machine-RI&E’) uit.
  • Bij de aanschaf van machines moet de instelling rekening houden met de veiligheid van deze machines.
  • Van alle beschikbare machines is een registratie-, onderhouds- en keuringssysteem aanwezig.
  • De gebruikers (medewerkers en studenten) krijgen effectieve voorlichting over het gebruik en de risico’s van de machine.

 

 

Maatregelen

1. CE-merk en richtlijn Arbeidsmiddelen

  • Alle machines die na 1-1-1995 zijn aangeschaft, moeten voorzien zijn van een CE-merk.
  • Alle machines die voor 1-1-1995 zijn aangeschaft, moeten zijn beoordeeld conform de Richtlijn Arbeidsmiddelen.

2. Aanschaf en onderhoud

  • Bij de aanschaf van de machines houdt de koper rekening met onder meer: lawaai, trillingen, dampen, stof, onderhoud en energieverbruik.
  • De veiligheid van tweedehandsmachines is voor de aanschaf gecontroleerd.
  • U laat de machines periodiek controleren, onderhouden en keuren op de veiligheidsaspecten.

3. Registratiesysteem

  • Instellingen moeten van alle machines een registratiesysteem bijhouden.
  • Met de ‘checklist documentatie machines’ vergewist de school zich ervan dat alle benodigde informatie beschikbaar is voor de gebruiker (zie bijlage 1).

4. Opstelling en gebruik

  • U moet de machines zo opstellen dat zij niet kunnen omvallen, verschuiven of oververhit raken. De gebruiker en de machine mogen geen hinder ondervinden van overige personen en/of transport.
  • De instructies en informatie op de machine attenderen gebruikers op de risico’s en het verplichte gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld met veiligheidsinstructiekaarten).
  • Machines worden alleen gebruikt voor het doel waarvoor ze bestemd zijn.
  • De documentatie die bij de machine hoort (onderhoudsboek, handleiding) moet goed worden bijgehouden.
  • Machines mogen alleen worden gebruikt door docenten en studenten die daartoe geïnstrueerd zijn.
  • Studenten mogen alleen onder toezicht aan de machines werken.
  • Beveiligingen op de machines mogen nooit worden overschreden.
  • De orde en netheid op de werkplekken moet optimaal zijn (schoon en zonder obstakels).
  • Tijdens het gebruik van machines moet altijd voldoende deskundig personeel aanwezig zijn

5. Machineveiligheid

  • Bij schoonmaak, onderhoud, reparatie en instelling van de machine moeten de stroom- en gastoevoer afgesloten zijn. De betreffende persoon moet zeker stellen dat tijdens deze werkzaamheden niemand de voeding kan inschakelen.
  • Bij onoverzichtelijke machines wordt tijdens omstellen, storing verhelpen, reparatie of onderhoud de werkschakelaar uitgeschakeld en met een slot vastgezet. De persoon die in of aan de machine werkt, draagt de sleutel van het slot bij zich. (lock out – tag out)
  • Bij elke machine hoort voldoende verlichting aanwezig te zijn.
  • Bij het werken met elektrische machines in vochtige ruimtes is het verplicht extra beveiligde apparatuur te gebruiken.
  • Bewegende, scherpe, uitstekende en spanningvoerende, zeer hete of koude onderdelen van machines en installaties zijn afgeschermd door omkastingen, schermplaten of hekwerken (gedwongen afstand tot gevaar).
  • Bewerkingsplaatsen die gevaar opleveren voor knellen, pletten, snijden, vonken en spatten, zijn voldoende beveiligd.
  • Apparatuur, machines en processen waarbij schadelijke gassen, dampen en stof vrijkomen, worden afgezogen.
  • Schakelaars en bedieningsmiddelen zijn op de werkplek goed en veilig bereikbaar.
  • Bij schakelaars en bedieningsmiddelen zijn de functies en aanduidingen goed aangegeven, bijvoorbeeld: de aan-/uitstand van schakelaars moet direct duidelijk zijn.
  • De uitvoering moet zodanig zijn dat niet ‘per ongeluk’ kan worden in- of uitgeschakeld (let hierbij ook op voetschakelaars).
  • Aansluitkabels, invoerpunten en snoeren zijn in deugdelijke staat. Permanent opgestelde machines moeten een vaste elektrische aansluiting hebben.
  • Machines met een mogelijk risico voor de gebruiker moeten een goed herkenbare en goed bereikbare noodstop of schakelaar hebben. In praktijklokalen met meerdere machines is een centrale noodstop aangebracht, bij voorkeur met een afstandsbediening door de docent te bedienen.
  • De noodstop moet geblokkeerd blijven en bij ontgrendeling mag de machine slechts door opnieuw inschakelen weer in beweging komen.
  • Vast aangesloten machines zijn voorzien van een nulspanningsbeveiliging. Die voorkomt dat een machine of installatie na een stroomstoring weer in beweging komt wanneer de storing is opgeheven. De machine moet door een bewuste handeling weer worden ingeschakeld.