Selecteer een pagina

(Binnen)klimaat

Inrichtingseisen gebouw

Momenteel ligt de tekst over dit thema ter toetsing voor bij het Ministerie van SZW. Zodra het thema definitief is goedgekeurd verwijdert SOM deze melding op deze webpagina.

Het binnenklimaat in een gebouw is een gevolg van invloeden van: het buitenklimaat, de gebouweigenschappen, processen, machines, aanwezige personen, en dergelijke. Ook de corrigerende invloed van klimaatvoorzieningen, zoals ventilatie, verwarming, koeling, spelen mee.
Een veelgehoorde term bij het binnenklimaat is ‘thermische behaaglijkheid’, ofwel in welke mate iemand het koud of warm heeft. In het dagelijks leven praten we in dit verband over de temperatuur in een ruimte. Toch bepaalt niet alleen de (lucht)temperatuur of we het warm of koud hebben. Ook de luchtsnelheid, de stralingstemperatuur, de luchtvochtigheid, het activiteitenniveau en de kledingisolatie spelen een rol.

Ook de kwaliteit van de binnenlucht is belangrijk bij de beleving van het binnenklimaat. Een maat voor de kwaliteit van de binnenlucht bij aanwezigheid van mensen is de CO2-concentratie.

Een slecht binnenklimaat in scholen heeft een negatief effect op de gezondheid en werk- en leerprestaties van studenten en personeel.

Leidraad

Wanneer er verbouw- of nieuwbouwplannen bestaan of nieuwe installaties nodig zijn, is het belangrijk vooraf eisen te stellen aan het ontwerp van het gebouw en/of de installaties. Daarbij is behalve een optimaal binnenmilieu ook beperking van het energiegebruik essentieel, alleen al vanwege de kosten.
Voor opdrachtgevers van nieuw- en verbouw van scholen (schoolbesturen en gemeenten) dient het programma van eisen Frisse Scholen van april 2012 als leidraad voor een ‘frisse school’. Het programma van eisen gaat uit van drie klassen met bijbehorende eisen: klasse C (acceptabel), klasse B (goed) en klasse A (zeer goed).

Maatregel 1:

Onderzoek

  • Bij klachten over het binnenklimaat wordt het binnenklimaat onderzocht. Het type onderzoek is afhankelijk van de betreffende klachten.
  • Wanneer de metingen onderdeel van het onderzoek zijn, worden deze vergeleken met de eisen in het Programma van Eisen Frisse Scholen.

Normen en wetgeving

In het algemeen moet een gebouw minimaal voldoen aan de eisen van klasse C.
De aanbeveling luidt echter om ernaar te streven dat u voldoet aan de eisen van klasse B.

Bij bestaande bouw geldt minimaal klasse C. De belangrijkste eisen voor het binnenklimaat zijn:

  • De CO2-concentratie in groepsruimten (in de ademzone) is tijdens gebruikstijd maximaal 1200 ppm (parts per million).
  • Groepsruimten hebben ten minste vier te openen ramen met een totaaloppervlak van minimaal 4 m², zodanig dat de capaciteit van de spui-ventilatievoorzieningen minimaal 6 dm³/s per m² vloeroppervlak is.
  • De operatieve temperatuur (combinatie van de luchttemperatuur en stralingstemperatuur) ligt in het stookseizoen (gemiddelde buitentemperatuur <10ºC) tussen 19 en 25ºC. In de zomer ligt de operatieve temperatuur, bij actieve koeling, tussen 22 en 27°C. Bij passieve koeling is sprake van een glijdende oplopende schaal volgens de volgende formule: 0,33 * lopende gemiddelde buitentemperatuur + 18,8 ± 4ºC. Dat wil zeggen dat bij een gemiddelde buitentemperatuur van 27°C de binnentemperatuur tussen 23.7 en 31.7°C mag liggen.
  • De luchtsnelheden in de leefzone (het deel van de groepsruimte waar leerlingen en docenten verblijven) zijn ’s zomers niet hoger dan 0,23 m/s. De luchtsnelheden in de leefzone zijn ’s winters niet hoger dan 0,19 m/s.

Voor nieuwbouw en verbouw moet u ernaar streven dat u voldoet aan de eisen van klasse B. Die eisen staan in het programma van eisen Frisse Scholen van april 2012.

Arbobesluit artikel 6.1: Temperatuur
Arbobesluit artikel 6.2: Luchtverversing