Algemene informatie

In MBO-instellingen kan men op sommige plaatsen blootgesteld worden aan kankerverwekkende stoffen zoals dieselrook, lasrook, kwartsstof, styreen, houtstof en asbest.

Bij de omgang met kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen) moet u aan hoge eisen voldoen om risico’s op kanker, schade bij voortplanting en veranderingen aan erfelijk materiaal te voorkomen. Bij kankerverwekkende en mutagene stoffen geldt dat u de moet vervangen.

Alleen als vervanging technisch onmogelijk is, mag er onder onderstaande strikte voorwaarden met deze stoffen gewerkt worden. Economische motieven mogen bij deze afweging geen rol spelen. Is vervanging niet mogelijk, dan is het ‘ALARA’-principe (as low as reasonably achievable) van toepassing. Bovendien moeten maatregelen worden genomen volgens de arbeidshygiënische strategie. Bij CMR-stoffen geldt het zogenaamde STOP-principe:

  • Niveau 1: Substitutie (vervanging van de stof))
  • Niveau 2: Technische maatregelen (zoals gesloten systemen, afzuiging)
  • Niveau 3: Organisatorische maatregelen( zoals taakroulatie)
  • Niveau 4: Persoonlijke beschermingsmiddelen

Alleen als een stap technisch niet uitvoerbaar is, mag een maatregel van een lager niveau genomen worden.

Zie ook de informatie over de extra registratieverplichtingen van kankerverwekkende stoffen.

Normen en wetgeving

Maatregelen

1: RI&E

In de RI&E heeft u vastgesteld welke medewerkers werken met welke kankerverwekkende stoffen, in welke ruimten, in welke hoeveelheden et cetera. U handelt volgens het Arbobesluit 4.13 ‘Nadere voorschriften risico-inventarisatie en –evaluatie’ en u heeft nagegaan of de stof vervangen kan worden en zo niet: dat er geen grenswaarden worden overschreden. Zie verder maatregel 2: Register Gevaarlijke stoffen. (zie blz. 4).

2: Gebruik

De school past de arbeidshygiënische strategie toe. Deze algemene aanpak is bij kankerverwekkende en mutagene stoffen in de wetgeving strenger uitgewerkt:   vervanging van de stof is hier vereist als dat technische mogelijk is. Economische motieven mogen hier geen rol spelen.

  • De school gebruikt zo min mogelijk kankerverwekkende, reprotoxische en mutagene stoffen.
  • De school bant processen waarbij kankerverwekkende stoffen vrijkomen zo veel mogelijk uit.
  • Voor elke kankerverwekkende en mutagene stof is nagegaan, in onderstaande volgorde:
  1. Is de stof te vervangen door een andere stof?
  2. Kan de verwerking van de kankerverwekkende stof in een gesloten systeem plaatsvinden?
  3. Is puntafzuiging (of ruimteventilatie) mogelijk om de verontreinigde lucht voldoende bij de werkplek weg te zuigen?
  4. Kunt u de medewerkers met andere technische of organisatorische maatregelen zo veel mogelijk afschermen van de bron waar kankerverwekkende stoffen voorkomen?
  5. Als de voorgaande maatregelen technisch niet uitvoerbaar zijn, moet de school persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekken.

Per kankerverwekkende of mutagene stof dienen de antwoorden op bovenstaande vragen vastgelegd te worden in het register gevaarlijke stoffen.

3: Afzuiging

Stofvormige kankerverwekkende stoffen, zoals houtstof en lasrook, worden direct afgezogen naar de buitenlucht (puntafzuiging); van deze lucht vindt geen recirculatie plaats.

De thema’s van de arbocatalogus

Administratieve werkplekken en beeldschermwerk

Arbeidsomstandig­heden beleid en organisatie

Bedrijfshulpverlening

Biologische agentia

Geluid

Gevaarlijke stoffen

Inrichtingseisen gebouw

Machineveiligheid en arbeidsmiddelen

Ongevallenregistratie

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Praktijklokalen

Sociale veiligheid

Toezicht en instructie

Verzuim en re-integratie

Werkdruk