Biologische agentia

Algemene informatie

Biologische agentia zijn micro-organismen die bij blootstelling (ernstige) gezondheidsrisico’s kunnen opleveren. Bijvoorbeeld virussen, bacteriën schimmels of parasieten, die een infectie, allergie of vergiftiging kunnen veroorzaken. Biologische agentia zijn voor het blote oog onzichtbaar en kunnen zich onder bepaalde omstandigheden heel snel vermenigvuldigen.

De gevolgen van blootstelling aan biologische agentia kunnen sterk variëren van beperkte luchtwegirritatie tot ernstige ziekten. Een incubatietijd van enkele dagen na de blootstelling is gebruikelijk. Soms treedt het effect pas na lange tijd op zoals bij hepatitis C (gemiddeld 7 weken), of bij de ziekte van Lyme (tot 3 maanden).

In onderwijsinstellingen kan blootstelling aan diverse biologische agentia optreden. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De ziekte van Lyme krijgen bij het werken in het groen, door een beet van een teek die besmet is met Borrelia burgdorferi.
  • De veteranenziekte oplopen door met legionella besmette waterdeeltjes in te ademen.
  • Blootstaan aan biologische agentia bij analyses in het laboratorium. Of bij stages, bijvoorbeeld in lab van een ziekenhuis.
  • In aanraking komen met biologische agentia in bloed bij werkzaamheden in de praktijklokalen voor Zorg en Welzijn en Uiterlijke verzorging

Bij het onderdeel praktijklokalen zijn de specifieke maatregelen voor het thema biologische agentia verder uitgewerkt bij de praktijklokalen waar dit thema aan de orde is.

Normen en wetgeving

  • Het is  van belang om medewerkers en studenten te voorzien van adequate instructies over de risico’s en benodigde maatregelen bij biologische agentia en waar nodig te zorgen voor deskundig toezicht.
  • de werkgever stelt medewerkers die bloot (kunnen) staan aan biologische agentia in de gelegenheid  een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan bij aanvang van de werkzaamheden waarbij deze blootstelling mogelijk is. Ook een medewerkers die een infectie of ziekte heeft opgelopen door blootstelling aan een biologisch agens worden tussentijds in de gelegenheid gesteld zo’n arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Evenals de collega’s die aan hetzelfde agens zijn blootgesteld.
  • Waar van toepassing wordt als onderdeel van de RI&E– een verdiepende inventarisatie en evaluatie van de blootstelling aan biologische agentia uitgevoerd.

Om te voldoen aan de  voorschriften uit artikel 4.85 van het Arbobesluit dienen in deze verdiepende RI&E met betrekking tot de biologische agentia de volgende aspecten te worden opgenomen:

  • Een omschrijving van de biologische agentia waaraan de werknemers kunnen worden blootgesteld en de categorie-indeling van de biologische agentia;
  • Het overzicht van KIZA (Kenniscentrum Infectieziekten en Arbeid) met gevarenklassen van bacteriën, virussen, parasieten, schimmels en gisten kan daarbij behulpzaam zijn;
  • Informatie over ziekten die werknemers kunnen oplopen of al hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan biologische agentia (infecties, allergieën en/of vergiftigingseffecten);
  • Een beschrijving van de mogelijke blootstelling, de route van blootstelling en de mate van blootstelling  en de eventueel blootgestelde groep werknemers; hierbij is bijzondere aandacht voor bijzondere groepen medewerkers (medewerkers die extra kwetsbaar zijn zoals zwangere medewerksters, mensen met allergieën, mensen met immuno-ziektes of COPD). NB. Jeugdigen mogen niet blootgesteld worden aan biologische agentia categorie 3 of categorie 4 (artikel 4.105 Arbobesluit). Voor studenten in onderwijsinstellingen wordt daarvoor een uitzondering gemaakt. (Arbobesluit 1.39) Een deskundig oordeel over de gezondheidsrisico’s voor de werknemers als gevolg van blootstelling aan biologische agentia in de werksituatie. Als de school al periodieke arbeidsgezondheidskundige onderzoeken (PAGO/PMO) heeft verricht, kunt u de groepsresultaten hiervan meewegen in het uiteindelijke risico-oordeel;
  • De maatregelen die de werkgever neemt om de biologische agentia onder controle te houden teneinde de gezondheid van de werknemers te beschermen wanneer de werknemers ten gevolge van hun werk aan een dergelijk agens worden of kunnen worden blootgesteld;
  • Als er (mogelijk) sprake is van blootstelling aan verschillende biologische agentia, wordt de bovengenoemde beoordeling gericht op het risico dat deze combinatie op kan leveren;
  • De bovengenoemde beoordeling wordt regelmatig herzien, in ieder geval als er een wijziging plaats vindt van de omstandigheden die van invloed kan zijn op de blootstelling.

Ga in geval van een zwangere medewerkster of studente na of de biologische agentia waaraan zij blootgesteld kan worden, schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de zwangerschap of het ongeboren kind. Zoals hepatitis B en agens in uitwerpselen van katten. Licht de zwangere vrouw voor de over de risico’s en breng afhankelijk van het agens en kans op blootstelling- in kaart welke stappen te zetten zijn. Ook de eventuele immuniteit van de medewerkster of studente dient hierbij betrokken te worden. Deze inventarisatie kan als uitkomst geven dat geen voorzieningen hoeven te worden getroffen of juist dat maatregelen nodig zijn zoals het uitsluiten van bepaalde werkzaamheden of  het bieden van extra beschermingsvoorzieningen. (Bij hepatitis B heeft overigens vaccinatie vóór de zwangerschap de voorkeur)

En bij blootstelling aan biologische agentia van categorie 2 of hoger:

Maatregelen

Als uit de RI&E blijkt dat medewerkers door blootstelling aan biologische agentia gezondheidsrisico’s lopen, worden maatregelen genomen om deze blootstelling uit te sluiten. Is dat technisch gezien niet mogelijk, dan wordt de blootstelling zover terug gebracht dat deze de gezondheid niet schaadt. Economische afwegingen mogen hierin niet meetellen.
Dit is het zogeheten ‘Bio-Arbeidshygiënisch principe’. Dat lijkt op de normale arbeidshygiënische strategie die de Arbowet voorschrijft, maar is stringenter:

Bestrijding bij de bron

  • bestrijd het agens zelf; (De normale arbeidshygiënische strategie gaat uit van vervangen; dat is bij biologische agentia zelden mogelijk.)
  • voorkom dat het agens in de bron komt;
  • pak de groeifactoren van het agens aan;
  • verwijder de bron;
  • desinfecteer met ultraviolet licht of chemisch (let op: geeft soms extra gevaar).

Technische maatregelen

  • scherm de bron af;
  • maak contact overbodig: automatiseer kranen en deuren – ‘no touch’;
  • gebruik geen katoenen handdoeken maar papieren;
  • gebruik zeer fijne HEPA-filters, sluizen, overdruk, onderdruk etc.;
  • plaats biohazardkasten;
  • pas alleen niet-poreuze materialen toe.

Organisatorische maatregelen

  • laat zo min mogelijk mensen bij de bronnen komen;
  • richt schoon-/vuilzones in;
  • beperk het aantal werknemers op een bepaalde plek;
  • beperk of vermijd de aanwezigheid van zwangere vrouwen in de gevarenzone;
  • houd speciaal de risicogroepen (extra-gevoelig) weg van de bron;
  • houd alles goed schoon.

Persoonlijke beschermingsmiddelen

  • afscherming huid: handschoenen
  • afscherming ogen: brillen, schermen;
  • afscherming ademwegen: maskers (mond/neus).

Naast alle bovengenoemde maatregelen dienen onderstaande maatregelen als basismaatregel te worden genomen:

  • Werknemers en studenten voor aanvang van het werk voorlichting en instructie geven over de aanwezige risico’s van biologische agentia en de beschermende maatregelen die nodig zijn. Besteed ook aandacht wat te doen bij incidenten. Zorg daarnaast voor doeltreffende, schriftelijke werkinstructies op de werkplek, met de te volgen procedures bij het omgaan en vervoeren van biologische agentia en bij ongevallen of incidenten.
    De voorlichting en onderricht wordt geactualiseerd als gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding toe geven. De plaatsen waar gewerkt wordt met biologische agentia worden duidelijk afgebakend en gemarkeerd met veiligheidssignalering.
  • Hygiënische maatregelen,
    • verbod instellen op eten of drinken op de werkplek;
    • werkkleding verstrekken;
    • de verstrekte werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen vóór ieder gebruik laten controleren, na ieder gebruik bij het verlaten van de werkplek laten uittrekken, zo nodig laten vernietigen dan wel laten reinigen/ontsmetten en op een aangewezen plaats bewaren, elders dan de overige kleding;
    • de gebruikte werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen alleen buiten het betreffende schoolgebouw laten komen om deze te laten reinigen, ontsmetten of vernietigen, in een gesloten verpakking;
    • sanitaire voorzieningen beschikbaar stellen en laten gebruiken, zo nodig met douches, oogdouches en desinfectiemiddelen;
    • alert zijn bij risicovol gedrag, zoals een hand geven, neuspeuteren, ogen wrijven.
  • Vaccinatie van werknemers en studenten indien geïndiceerd op basis van de RI&E, of voorgeschreven in deze arbocatalogus, voor zover zij nog niet immuun zijn:
    • Vaccineer vrouwen met een kinderwens het liefst voor de zwangerschap, wegens mogelijke effecten op de ongeborene.
    • Vaccinatie is bedoeld als aanvulling op andere maatregelen en komt nooit in de plaats hiervan.
    • De bedrijfsarts adviseert de werkgever op basis van risico-inventarisatie.
    • De werkgever biedt vaccinatie aan werknemer/student aan met de begeleidende individuele voorlichting. De werknemers/studenten moeten op de hoogte worden gebracht van de voor- en nadelen en worden bijgestaan in een individuele afweging.
    • De vaccinatie maakt onderdeel uit van de arbeidsgeneeskundige begeleiding en vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een arts.
    • De werknemer/student beslist over het al dan niet vaccineren.
    • De aan de werknemers/studenten aangeboden vaccinatie mag geen kosten voor hen met zich meebrengen. De kosten van vaccinaties zijn voor de werkgever.
  • Pas het ‘Post Expositie Protocol’ (PEP) toe. Onder meer door geneesmiddelen zo snel mogelijk toe te dienen na de mogelijke besmetting (bijvoorbeeld een prikaccident. ) Dit om te voorkomen dat iemand besmet raakt. PEP streeft ernaar het biologische agens (bijvoorbeeld hepatitis B of hiv) weg te vangen uit het lichaam, voordat het zich kan nestelen, met alle schadelijke gevolgen van dien.
    NB. Van sommige antiretrovirale geneesmiddelen is bekend dat ze een schadelijk effect kunnen hebben op het ongeboren kind.
  • Bij daadwerkelijke ziekte is het van belang dat zo snel mogelijk een diagnose wordt gesteld; als werknemers waarschuwingssignalen leren kennen, kunnen ze de behandelend arts snel op het goede spoor zetten;
  • Verder is het van belang dat na diagnosestelling zo snel mogelijk wordt begonnen met behandeling (bijvoorbeeld bij legionella, ziekte van Weil).

De ondernemingsraad wordt conform artikel 4.92 van het Arbobesluit op de hoogte gesteld van een ongeval of incident met biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 dat zich (bijna) heeft voorgedaan of waarschijnlijk heeft voorgedaan. De informatie bevat ook een overzicht van de oorzaken en de maatregelen om de gevolgen te verhelpen en om verdere ongevallen of incidenten te voorkomen.

Verder wordt het medezeggenschapsorgaan desgevraagd minimaal alle informatie over biologische agentia verstrekt die genoemd wordt in artikel 4.93 van het Arbobesluit.

De thema’s van de arbocatalogus

Administratieve werkplekken en beeldschermwerk

Arbeidsomstandig­heden beleid en organisatie

Bedrijfshulpverlening

Biologische agentia

Geluid

Gevaarlijke stoffen

Inrichtingseisen gebouw

Machineveiligheid en arbeidsmiddelen

Ongevallenregistratie

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Praktijklokalen

Sociale veiligheid

Toezicht en instructie

Verzuim en re-integratie

Werkdruk